Sinonimoj: insluiten, wegbergen, wegsluiten, sluiten
Vortspeco | verbo |
---|
Prononco | /ˈɔpslœy̯tə(n)/ |
---|
Divido | op·slui·ten |
---|
Konjugacio
Indikativo |
---|
Prezenco | Preterito |
---|
(ik) sluit op | (ik) sloot op |
(jij) sluit op | (jij) sloot op |
(hij) sluit op | (hij) sloot op |
(wij) sluiten op | (wij) sloten op |
(jullie) sluiten op | (jullie) sloten op |
(gij) sluit op | (gij) sloot op |
(zij) sluiten op | (zij) sloten op |
Subjunktivo |
---|
Prezenco | Preterito |
---|
(dat ik) opsluite | (dat ik) opslote |
(dat jij) opsluite | (dat jij) opslote |
(dat hij) opsluite | (dat hij) opslote |
(dat wij) opsluiten | (dat wij) opsloten |
(dat jullie) opsluiten | (dat jullie) opsloten |
(dat gij) opsluitet | (dat gij) opslotet |
(dat zij) opsluiten | (dat zij) opsloten |
Imperativo |
---|
Singularo/Pluralo | Pluralo |
---|
sluit op | sluit op |
Participoj |
---|
Prezenca participo | Preterita participo |
---|
opsluitend, opsluitende | (hebben) opgesloten |
Daarin werd hij opgesloten.
Toen bracht hij me naar dit onbewoonde kasteel en sloot me op in deze ondergrondse cel.