Informatie over het woord inkijken (Nederlands → Esperanto: enrigardi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɪŋkɛi̯kə(n)/
Afbrekingin·kij·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) kijk in(ik) keek in
(jij) kijkt in(jij) keek in
(hij) kijkt in(hij) keek in
(wij) kijken in(wij) keken in
(jullie) kijken in(jullie) keken in
(gij) kijkt in(gij) keekt in
(zij) kijken in(zij) keken in
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) inkijke(dat ik) inkeke
(dat jij) inkijke(dat jij) inkeke
(dat hij) inkijke(dat hij) inkeke
(dat wij) inkijken(dat wij) inkeken
(dat jullie) inkijken(dat jullie) inkeken
(dat gij) inkijket(dat gij) inkeket
(dat zij) inkijken(dat zij) inkeken
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
kijk inkijkt in
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
inkijkend, inkijkende(hebben) ingekeken

Voorbeelden van gebruik

„U moogt ze inkijken,” zei hij, „maar ik moet bij u blijven.”

Vertalingen

Esperantoenrigardi