Informatie over het woord uitbesteden (Nederlands → Esperanto: enpensionigi)

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) besteed uit(ik) besteedde uit
(jij) besteedt uit(jij) besteedde uit
(hij) besteedt uit(hij) besteedde uit
(wij) besteden uit(wij) besteedden uit
(jullie) besteden uit(jullie) besteedden uit
(gij) besteedt uit(gij) besteeddet uit
(zij) besteden uit(zij) besteedden uit
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) uitbestede(dat ik) uitbesteedde
(dat jij) uitbestede(dat jij) uitbesteedde
(dat hij) uitbestede(dat hij) uitbesteedde
(dat wij) uitbesteden(dat wij) uitbesteedden
(dat jullie) uitbesteden(dat jullie) uitbesteedden
(dat gij) uitbestedet(dat gij) uitbesteeddet
(dat zij) uitbesteden(dat zij) uitbesteedden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
besteed uitbesteedt uit
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
uitbestedend, uitbestedende(hebben) uitbesteed

Vertalingen

Esperantoenpensionigi