Information about the word uitlokken (Dutch → Esperanto: elvoki)

Synonyms: naar buiten roepen, ten gevolge hebben

Part of speechverb
Pronunciation/ˈœy̯̯tlɔkə(n)/
Hyphenationuit·lok·ken

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) lok uit(ik) lokte uit
(jij) lokt uit(jij) lokte uit
(hij) lokt uit(hij) lokte uit
(wij) lokken uit(wij) lokten uit
(jullie) lokken uit(jullie) lokten uit
(gij) lokt uit(gij) loktet uit
(zij) lokken uit(zij) lokten uit
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) uitlokke(dat ik) uitlokte
(dat jij) uitlokke(dat jij) uitlokte
(dat hij) uitlokke(dat hij) uitlokte
(dat wij) uitlokken(dat wij) uitlokten
(dat jullie) uitlokken(dat jullie) uitlokten
(dat gij) uitlokket(dat gij) uitloktet
(dat zij) uitlokken(dat zij) uitlokten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
lok uitlokt uit
Participles
Present participlePast participle
uitlokkend, uitlokkende(hebben) uitgelokt

Translations

Catalanevocar
Englishevoke
Esperantoelvoki
Frenchrappeler
Germanherausfordern; hervorrufen
Papiamentosklama
Portugueseevocar
Saterland Frisianhääruutfoarderje; hääruutfräigje
Spanishevocar