Informatie over het woord uithouden (Nederlands → Esperanto: elteni)

Synoniemen: doorstaan, dulden, uitstaan, verdragen, volhouden

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈœʏ̯tɦɑu̯də(n)/
Afbrekinguit·hou·den

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) hou uit, houd uit(ik) hield uit
(jij) houdt uit(jij) hield uit
(hij) houdt uit(hij) hield uit
(wij) houden uit(wij) hielden uit
(jullie) houden uit(jullie) hielden uit
(gij) houdt uit(gij) hieldt uit
(zij) houden uit(zij) hielden uit
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) uithoude(dat ik) uithielde
(dat jij) uithoude(dat jij) uithielde
(dat hij) uithoude(dat hij) uithielde
(dat wij) uithouden(dat wij) uithielden
(dat jullie) uithouden(dat jullie) uithielden
(dat gij) uithoudet(dat gij) uithieldet
(dat zij) uithouden(dat zij) uithielden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
hou uit, houd uithoudt uit
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
uithoudend, uithoudende(hebben) uitgehouden

Voorbeelden van gebruik

Hij heeft in ieder geval voldoende water en voedsel om het een paar dagen te kunnen uithouden.

Vertalingen

Catalaansaguantar fins al final
Duitsaushalten; ausstehen; ertragen
Engelsbear; endure; stand
Esperantoelteni
Faeröershalda út; orka; tola
Franssoutenir; supporter
Portugeessuportar
Saterfriesferdreege; häide; uuthoolde; uutstounde
Spaansaguantar hasta el fin
Thaisทาน