Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) tkijk na | (ik) tkeek na |
(jij) tkijkt na | (jij) tkeek na |
(hij) tkijkt na | (hij) tkeek na |
(wij) ar buiten kijken na | (wij) tkeken na |
(jullie) ar buiten kijken na | (jullie) tkeken na |
(gij) tkijkt na | (gij) tkeekt na |
(zij) ar buiten kijken na | (zij) tkeken na |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) uitkijke | (dat ik) uitkeke |
(dat jij) uitkijke | (dat jij) uitkeke |
(dat hij) uitkijke | (dat hij) uitkeke |
(dat wij) naar buiten kijken | (dat wij) uitkeken |
(dat jullie) naar buiten kijken | (dat jullie) uitkeken |
(dat gij) naar buiten kijket | (dat gij) uitkeket |
(dat zij) naar buiten kijken | (dat zij) uitkeken |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
kijk uit | kijkt uit |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
naar buiten kijkend, naar buiten kijkende | (hebben) uitgekeken |