Informatie over het woord naar buiten kijken (Nederlands → Esperanto: elrigardi)

Woordsoortwerkwoord
Afbrekingnaar bui·ten kij·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) tkijk na(ik) tkeek na
(jij) tkijkt na(jij) tkeek na
(hij) tkijkt na(hij) tkeek na
(wij) ar buiten kijken na(wij) tkeken na
(jullie) ar buiten kijken na(jullie) tkeken na
(gij) tkijkt na(gij) tkeekt na
(zij) ar buiten kijken na(zij) tkeken na
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) uitkijke(dat ik) uitkeke
(dat jij) uitkijke(dat jij) uitkeke
(dat hij) uitkijke(dat hij) uitkeke
(dat wij) naar buiten kijken(dat wij) uitkeken
(dat jullie) naar buiten kijken(dat jullie) uitkeken
(dat gij) naar buiten kijket(dat gij) uitkeket
(dat zij) naar buiten kijken(dat zij) uitkeken
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
kijk uitkijkt uit
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
naar buiten kijkend, naar buiten kijkende(hebben) uitgekeken