Informatie over het woord uitstoten (Nederlands → Esperanto: elpuŝi)

Synoniem: wegstoten

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈœy̯tstotə(n)/
Afbrekinguit·sto·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) stoot uit(ik) stiet uit, stootte uit
(jij) stoot uit(jij) stiet uit, stootte uit
(hij) stoot uit(hij) stiet uit, stootte uit
(wij) stoten uit(wij) stieten uit, stootten uit
(jullie) stoten uit(jullie) stieten uit, stootten uit
(gij) stoot uit(gij) stiet uit, stoottet uit
(zij) stoten uit(zij) stieten uit, stootten uit
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) uitstote(dat ik) uitstiete, uitstootte
(dat jij) uitstote(dat jij) uitstiete, uitstootte
(dat hij) uitstote(dat hij) uitstiete, uitstootte
(dat wij) uitstoten(dat wij) uitstieten, uitstootten
(dat jullie) uitstoten(dat jullie) uitstieten, uitstootten
(dat gij) uitstotet(dat gij) uitstietet, uitstoottet
(dat zij) uitstoten(dat zij) uitstieten, uitstootten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
stoot uitstoot uit
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
uitstotend, uitstotende(hebben) uitgestoten

Vertalingen

Duitsausstoßen; verdrängen
Esperantoelpuŝi
Fransrejeter par intolérance