Informatie over het woord uitmelken (Nederlands → Esperanto: elmelki)

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) melk uit(ik) molk uit
(jij) melkt uit(jij) molk uit
(hij) melkt uit(hij) molk uit
(wij) melken uit(wij) molken uit
(jullie) melken uit(jullie) molken uit
(gij) melkt uit(gij) molkt uit
(zij) melken uit(zij) molken uit
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) uitmelke(dat ik) uitmolke
(dat jij) uitmelke(dat jij) uitmolke
(dat hij) uitmelke(dat hij) uitmolke
(dat wij) uitmelken(dat wij) uitmolken
(dat jullie) uitmelken(dat jullie) uitmolken
(dat gij) uitmelket(dat gij) uitmolket
(dat zij) uitmelken(dat zij) uitmolken
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
melk uitmelkt uit
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
uitmelkend, uitmelkende(hebben) uitgemolken

Vertalingen

Esperantoelmelki