Informatie over het woord loslaten (Nederlands → Esperanto: ellasi)

Synoniemen: lossen, tappen, uitlaten, weglaten

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈlɔslatə(n)/
Afbrekinglos·la·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) loslaat (ik) losliet
(jij) loslaat (jij) losliet
(hij) loslaat (hij) losliet
(wij) loslaten (wij) loslieten
(jullie) loslaten (jullie) loslieten
(gij) loslaat (gij) losliet
(zij) loslaten (zij) loslieten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) loslate(dat ik) losliete
(dat jij) loslate(dat jij) losliete
(dat hij) loslate(dat hij) losliete
(dat wij) loslaten(dat wij) loslieten
(dat jullie) loslaten(dat jullie) loslieten
(dat gij) loslatet(dat gij) loslietet
(dat zij) loslaten(dat zij) loslieten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
laat loslaat los
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
loslatend, loslatende(hebben) losgelaten

Voorbeelden van gebruik

Hoe kan ik weten dat je niet kunt worden omgekocht door een van mijn vijanden en dan het monster op mij zult loslaten?

Vertalingen

Deensudelade
Duitsauslassen; herauslassen; herausfließen lassen; loslassen
Engelsrelease; unleash
Esperantoellasi
Fransdégager; lâcher; répandre
Nederduitslöslåten
Saterfriesuutläite
Spaansdejar salir
Thaisปล่อย