Informatie over het woord afjakkeren (Nederlands → Esperanto: ellacigi)

Synoniemen: afbeulen, afmatten, afpeigeren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɑfjɑkərə(n)/
Afbrekingaf·jak·ke·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) jakker af(ik) jakkerde af
(jij) jakkert af(jij) jakkerde af
(hij) jakkert af(hij) jakkerde af
(wij) jakkeren af(wij) jakkerden af
(jullie) jakkeren af(jullie) jakkerden af
(gij) jakkert af(gij) jakkerdet af
(zij) jakkeren af(zij) jakkerden af
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) afjakkere(dat ik) afjakkerde
(dat jij) afjakkere(dat jij) afjakkerde
(dat hij) afjakkere(dat hij) afjakkerde
(dat wij) afjakkeren(dat wij) afjakkerden
(dat jullie) afjakkeren(dat jullie) afjakkerden
(dat gij) afjakkeret(dat gij) afjakkerdet
(dat zij) afjakkeren(dat zij) afjakkerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
jakker afjakkert af
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
afjakkerend, afjakkerende(hebben) afgejakkerd

Vertalingen

Engelsjade; overdrive; override
Esperantoellacigi
Italiaansaffaticare; stancare