Synoniemen: kiezen, uitkiezen, uitlezen, uitpikken, verkiezen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈœy̯̯tsukə(n)/ |
---|
Afbreking | uit·zoe·ken |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) zoek uit | (ik) zocht uit |
(jij) zoekt uit | (jij) zocht uit |
(hij) zoekt uit | (hij) zocht uit |
(wij) zoeken uit | (wij) zochten uit |
(jullie) zoeken uit | (jullie) zochten uit |
(gij) zoekt uit | (gij) zocht uit |
(zij) zoeken uit | (zij) zochten uit |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) uitzoeke | (dat ik) uitzochte |
(dat jij) uitzoeke | (dat jij) uitzochte |
(dat hij) uitzoeke | (dat hij) uitzochte |
(dat wij) uitzoeken | (dat wij) uitzochten |
(dat jullie) uitzoeken | (dat jullie) uitzochten |
(dat gij) uitzoeket | (dat gij) uitzochtet |
(dat zij) uitzoeken | (dat zij) uitzochten |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
zoek uit | zoekt uit |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
uitzoekend, uitzoekende | (hebben) uitgezocht |
Zoek de duurste restaurants uit.
De smid ging naar het bos en zocht een geschikte boom uit.
Het zou wel beter zijn als ik het personeel uitzocht.