Synoniemen: kiezen, uitkiezen, uitlezen, uitzoeken, verkiezen
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) pik uit | (ik) pikte uit |
(jij) pikt uit | (jij) pikte uit |
(hij) pikt uit | (hij) pikte uit |
(wij) pikken uit | (wij) pikten uit |
(jullie) pikken uit | (jullie) pikten uit |
(gij) pikt uit | (gij) piktet uit |
(zij) pikken uit | (zij) pikten uit |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) uitpikke | (dat ik) uitpikte |
(dat jij) uitpikke | (dat jij) uitpikte |
(dat hij) uitpikke | (dat hij) uitpikte |
(dat wij) uitpikken | (dat wij) uitpikten |
(dat jullie) uitpikken | (dat jullie) uitpikten |
(dat gij) uitpikket | (dat gij) uitpiktet |
(dat zij) uitpikken | (dat zij) uitpikten |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
pik uit | pikt uit |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
uitpikkend, uitpikkende | (hebben) uitgepikt |