Synoniemen: bannen, verbannen
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) ban uit | (ik) bande uit |
(jij) bant uit | (jij) bande uit |
(hij) bant uit | (hij) bande uit |
(wij) bannen uit | (wij) banden uit |
(jullie) bannen uit | (jullie) banden uit |
(gij) bant uit | (gij) bandet uit |
(zij) bannen uit | (zij) banden uit |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) uitbanne | (dat ik) uitbande |
(dat jij) uitbanne | (dat jij) uitbande |
(dat hij) uitbanne | (dat hij) uitbande |
(dat wij) uitbannen | (dat wij) uitbanden |
(dat jullie) uitbannen | (dat jullie) uitbanden |
(dat gij) uitbannet | (dat gij) uitbandet |
(dat zij) uitbannen | (dat zij) uitbanden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
ban uit | bant uit |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
uitbannend, uitbannende | (hebben) uitgebannen |