Informatie over het woord volscheppen (Nederlands → Esperanto: plenĉerpi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈvɔlsxɛpə(n)/
Afbrekingvol·schep·pen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) schep vol(ik) schepte vol
(jij) schept vol(jij) schepte vol
(hij) schept vol(hij) schepte vol
(wij) scheppen vol(wij) schepten vol
(jullie) scheppen vol(jullie) schepten vol
(gij) schept vol(gij) scheptet vol
(zij) scheppen vol(zij) schepten vol
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) volscheppe(dat ik) volschepte
(dat jij) volscheppe(dat jij) volschepte
(dat hij) volscheppe(dat hij) volschepte
(dat wij) volscheppen(dat wij) volschepten
(dat jullie) volscheppen(dat jullie) volschepten
(dat gij) volscheppet(dat gij) volscheptet
(dat zij) volscheppen(dat zij) volschepten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
schep volschept vol
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
volscheppend, volscheppende(hebben) volgeschept

Voorbeelden van gebruik

We gingen op de grond zitten en namen de tinnen borden die Random volgeschept had.

Vertalingen

Esperantoplenĉerpi