Information about the word experimenteren (Dutch → Esperanto: eksperimenti)

Part of speechverb
Pronunciation/ɛksperimɛnˈterə(n)/
Hyphenationex·pe·ri·men·te·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) experimenteer(ik) experimenteerde
(jij) experimenteert(jij) experimenteerde
(hij) experimenteert(hij) experimenteerde
(wij) experimenteren(wij) experimenteerden
(jullie) experimenteren(jullie) experimenteerden
(gij) experimenteert(gij) experimenteerdet
(zij) experimenteren(zij) experimenteerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) experimentere(dat ik) experimenteerde
(dat jij) experimentere(dat jij) experimenteerde
(dat hij) experimentere(dat hij) experimenteerde
(dat wij) experimenteren(dat wij) experimenteerden
(dat jullie) experimenteren(dat jullie) experimenteerden
(dat gij) experimenteret(dat gij) experimenteerdet
(dat zij) experimenteren(dat zij) experimenteerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
experimenteerexperimenteert
Participles
Present participlePast participle
experimenterend, experimenterende(hebben) geëxperimenteerd

Usage samples

Hij experimenteert veel met fotograferen.
Ik ben niet bevoegd om met je te experimenteren.

Translations

Englishexperiment
Esperantoeksperimenti
Germanexperimentieren
Papiamentoeksperimentá
Portuguesefazer experiências
West Frisianeksperimintearje