Informatie over het woord grootspreker (Nederlands → Esperanto: fanfaronulo)

Synoniemen: blaaskaak, bluffer, ophakker, opschepper, pocher, snoever, windbuil, zwetser, opsnijder, stoefer

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/ˈɣrotsprekər/
Afbrekinggroot·spre·ker
Geslachtmanlijk
Meervoudgrootsprekers

Voorbeelden van gebruik

Ik ben ervan overtuigd dat je geen grootspreker bent.

Vertalingen

DuitsAufschneider; Angeber; Prahlhans
Engelsboaster; braggart
Esperantofanfaronulo; fanfaronisto
Papiamentsblòfdó
Portugeesfanfarrão; ferrabrás; gabarola