Informatie over het woord runnen (Nederlands → Esperanto: estri)

Synoniemen: aanvoeren, besturen, regeren, leiden, aan het hoofd staan van

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈrɵnə(n)/
Afbrekingrun·nen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) run(ik) runde
(jij) runt(jij) runde
(hij) runt(hij) runde
(wij) runnen(wij) runden
(jullie) runnen(jullie) runden
(gij) runt(gij) rundet
(zij) runnen(zij) runden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) runne(dat ik) runde
(dat jij) runne(dat jij) runde
(dat hij) runne(dat hij) runde
(dat wij) runnen(dat wij) runden
(dat jullie) runnen(dat jullie) runden
(dat gij) runnet(dat gij) rundet
(dat zij) runnen(dat zij) runden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
runrunt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
runnend, runnende(hebben) gerund

Vertalingen

Afrikaansbestuur
Deenslede
Duitsleiten; führen; anführen; befehligen
Engelsbe in charge; be in charge of; cover; govern; head; master; restrain; be at the head of
Esperantoestri
Nederduitsbestüren; regeren
Portugeesadministrar; dirigir
Spaanscapitanear; subyugar
Srananprey basi; prey edeman