Informo pri la vorto opsnijden (nederlanda → esperanto: fanfaroni)

Sinonimoj: bluffen, ophakken, opscheppen, pochen, snoeven, snorken, stoffen, zwetsen, grootspreken, stoefen

Vortspecoverbo
Prononco/ˈɔpsnɛɪdə(n)/
Dividoop·snij·den

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) snij op, snijd op(ik) sneed op
(jij) snijdt op(jij) sneed op
(hij) snijdt op(hij) sneed op
(wij) snijden op(wij) sneden op
(jullie) snijden op(jullie) sneden op
(gij) snijdt op(gij) sneedt op
(zij) snijden op(zij) sneden op
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) opsnijde(dat ik) opsnede
(dat jij) opsnijde(dat jij) opsnede
(dat hij) opsnijde(dat hij) opsnede
(dat wij) opsnijden(dat wij) opsneden
(dat jullie) opsnijden(dat jullie) opsneden
(dat gij) opsnijdet(dat gij) opsnedet
(dat zij) opsnijden(dat zij) opsneden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
snij op, snijd opsnijdt op
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
opsnijdend, opsnijdende(hebben) opgesneden

Uzekzemploj

Ik hoorde hem tenminste danig opsnijden tegen een barkeeper.
Als hij vandaag nog meer toestellen naar beneden haalt, dan zullen we zijn mannetjes eens over hun Hurricanes horen opsnijden.
Of sta je soms weer op te snijden, Bommel?

Tradukoj

afrikansospog
anglabrag
danaprale
esperantofanfaroni
feroareypa
francafaire le malin; fanfarroner
germanaausposaunen; prahlen; aufschneiden; angeben; sich brüsten
hispanafanfarronear; jactarse
islandagorta; skruma
katalunafanfarronejar
norvegaskryte
papiamentoblòf
portugalafanfarrear
saterlanda frizonabroaskje; flunkerje; kropje; proalje
svedaskryta