Informatie over het woord aanvreten (Nederlands → Esperanto: ekmanĝi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈanvretə(n)/
Afbrekingaan·vre·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) vreet aan(ik) vrat aan
(jij) vreet aan(jij) vrat aan
(hij) vreet aan(hij) vrat aan
(wij) vreten aan(wij) vraten aan
(jullie) vreten aan(jullie) vraten aan
(gij) vreet aan(gij) vrat aan
(zij) vreten aan(zij) vraten aan
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) aanvrete(dat ik) aanvrate
(dat jij) aanvrete(dat jij) aanvrate
(dat hij) aanvrete(dat hij) aanvrate
(dat wij) aanvreten(dat wij) aanvraten
(dat jullie) aanvreten(dat jullie) aanvraten
(dat gij) aanvretet(dat gij) aanvratet
(dat zij) aanvreten(dat zij) aanvraten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
vreet aanvreet aan
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
aanvretend, aanvretende(hebben) aangevreten

Vertalingen

Engelsgnaw
Esperantoekmanĝi