Informatie over het woord intrekken (Nederlands → Esperanto: ekloĝi)

Synoniemen: gaan wonen, zijn tenten opslaan

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɪntrɛkə(n)/
Afbrekingin·trek·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) trek in(ik) trok in
(jij) trekt in(jij) trok in
(hij) trekt in(hij) trok in
(wij) trekken in(wij) trokken in
(jullie) trekken in(jullie) trokken in
(gij) trekt in(gij) trokt in
(zij) trekken in(zij) trokken in
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) intrekke(dat ik) introkke
(dat jij) intrekke(dat jij) introkke
(dat hij) intrekke(dat hij) introkke
(dat wij) intrekken(dat wij) introkken
(dat jullie) intrekken(dat jullie) introkken
(dat gij) intrekket(dat gij) introkket
(dat zij) intrekken(dat zij) introkken
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
trek intrekt in
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
intrekkend, intrekkende(zijn) ingetrokken

Vertalingen

Deensslå sig ned
Duitsziehen
Engelstake up one’s residence
Esperantoekloĝi
Faeröersbúsetast
IJslandssetjast
Noorsslå seg ned
Spaansir a ocupar
Zweedsslå sig ned