Informasie oor die woord handelen (Nederlands → Esperanto: agi)

Sinonieme: ageren, bezig zijn, doen, handelen, optreden, te werk gaan

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɦɑndələ(n)/
Afbrekinghan·de·len

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) handel(ik) handelde
(jij) handelt(jij) handelde
(hij) handelt(hij) handelde
(wij) handelen(wij) handelden
(jullie) handelen(jullie) handelden
(gij) handelt(gij) handeldet
(zij) handelen(zij) handelden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) handele(dat ik) handelde
(dat jij) handele(dat jij) handelde
(dat hij) handele(dat hij) handelde
(dat wij) handelen(dat wij) handelden
(dat jullie) handelen(dat jullie) handelden
(dat gij) handelet(dat gij) handeldet
(dat zij) handelen(dat zij) handelden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
handelhandelt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
handelend, handelende(hebben) gehandeld

Voorbeelde van gebruik

Waar gaan we in handelen?

Vertalinge

Afrikaansoptree
Duitsagieren; handeln; verfahren; vorgehen; wirken; tätig sein; machen; sich verhalten; einwirken
Engelsact
Esperantoagi
Faroëesgera; virka
Finstoimia
Fransagir; opérer
Hongaarscselekszik; tesz
Italiaansagire
Katalaansaccionar; actuar; obrar
Latynagere
Papiamentsaktua
Portugeesagir; obrar; proceder
Russiesпоступать
Saterfriesagierje; ferfoare; foargunge; hondelje; wirkje
Spaansactuar; obrar
Tsjeggiespůsobit; pracovat; účinkovat
Wes‐Frieskrewearje; dwaan