Informatie over het woord sluiten (Nederlands → Esperanto: enŝlosi)

Synoniemen: insluiten, opsluiten, wegbergen, wegsluiten

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈslœʏ̯̯tə(n)/
Afbrekingslui·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) sluit(ik) sloot
(jij) sluit(jij) sloot
(hij) sluit(hij) sloot
(wij) sluiten(wij) sloten
(jullie) sluiten(jullie) sloten
(gij) sluit(gij) sloot
(zij) sluiten(zij) sloten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) sluite(dat ik) slote
(dat jij) sluite(dat jij) slote
(dat hij) sluite(dat hij) slote
(dat wij) sluiten(dat wij) sloten
(dat jullie) sluiten(dat jullie) sloten
(dat gij) sluitet(dat gij) slotet
(dat zij) sluiten(dat zij) sloten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
sluitsluit
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
sluitend, sluitende(hebben) gesloten

Voorbeelden van gebruik

Wie weet zien ze ons aan voor dieven en sluiten ze ons in het dichtstbijzijnde cachot.
Waarom heb je die arme vogel in een kooi gesloten?

Vertalingen

Engelsshut up
Esperantoenŝlosi
Fransserrer
Portugeesencarcerar; pôr sob chave