Informatie over het woord opzetten (Nederlands → Esperanto: establi)

Synoniemen: inrichten, oprichten, stichten, vestigen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔpsɛtə(n)/
Afbrekingop·zet·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) zet op(ik) zette op
(jij) zet op(jij) zette op
(hij) zet op(hij) zette op
(wij) zetten op(wij) zetten op
(jullie) zetten op(jullie) zetten op
(gij) zet op(gij) zettet op
(zij) zetten op(zij) zetten op
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) opzette(dat ik) opzette
(dat jij) opzette(dat jij) opzette
(dat hij) opzette(dat hij) opzette
(dat wij) opzetten(dat wij) opzetten
(dat jullie) opzetten(dat jullie) opzetten
(dat gij) opzettet(dat gij) opzettet
(dat zij) opzetten(dat zij) opzetten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
zet opzet op
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
opzettend, opzettende(hebben) opgezet

Voorbeelden van gebruik

Men kan verschillende theorieën opzetten.

Vertalingen

Afrikaansoprig
Catalaansedificar; establir
Deensoprette
Duitsgründen; etablieren; begründen; einrichten; eröffnen; anlegen; aufstellen
Engelserect; set
Esperantoestabli
Faeröersstovna
Nederduitsstichten
Portugeesestabelecer
Saterfriesetablierje; gruundje
Spaansestablecer; instalar
Thaisสร้าง
Westerlauwers Friesstiftsje; fêstigje