Synoniemen: gereedkomen, klaarkomen
Woordsoort | werkwoord |
---|---|
Uitspraak | /ˈɑfkomə(n)/ |
Afbreking | af·ko·men |
Aantonende wijs | |
---|---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(hij) komt af | (hij) kwam af |
(zij) komen af | (zij) kwamen af |
Aanvoegende wijs | |
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(dat hij) afkome | (dat hij) afkwame |
(dat zij) afkomen | (dat zij) afkwamen |
Deelwoorden | |
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
afkomend, afkomende | (zijn) afgekomen |
Engels | get ready |
---|---|
Esperanto | pretiĝi |
Maleis | sedia |
Portugees | preparar‐se; prontificar‐se |