Informo pri la vorto frutselen (nederlanda → esperanto: palpi)

Sinonimoj: betasten, bevoelen, tasten, voelen, voelen aan, zitten aan, palperen, morrelen aan

Vortspecoverbo
Prononco/ˈfrɵtsələ(n)/
Dividofrut·se·len

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) frutsel(ik) frutselde
(jij) frutselt(jij) frutselde
(hij) frutselt(hij) frutselde
(wij) frutselen(wij) frutselden
(jullie) frutselen(jullie) frutselden
(gij) frutselt(gij) frutseldet
(zij) frutselen(zij) frutselden
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) frutsele(dat ik) frutselde
(dat jij) frutsele(dat jij) frutselde
(dat hij) frutsele(dat hij) frutselde
(dat wij) frutselen(dat wij) frutselden
(dat jullie) frutselen(dat jullie) frutselden
(dat gij) frutselet(dat gij) frutseldet
(dat zij) frutselen(dat zij) frutselden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
frutselfrutselt
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
frutselend, frutselende(hebben) gefrutseld

Uzekzemploj

Hij stak een hand uit en begon aarzelend aan de schakelaars te frutselen.
Zijn stem stierf weg omdat de microfoon door het vocht onklaar raakte, en de magistraat frutselde ongerust aan zijn koptelefoon.

Tradukoj

anglafeel; grope; finger; touch
ĉeĥahmatat
esperantopalpi
feroakáva; nerta; trilva
francapalper; sentir; tâter
germanafühlen; befühlen; tasten; antasten; betasten; tappen
hispanapalpar
katalunapalpar; palpejar
papiamentofula
portugalaapalpar; palpar; tatear
saterlanda frizonabefäile; fäile; taaste
tajaคลำ