Information about the word flitsen (Dutch → Esperanto: ekbrili)

Synonyms: flikkeren, gloren

Part of speechverb
Pronunciation/ˈflɪtsə(n)/
Hyphenationflit·sen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) flits(ik) flitste
(jij) flitst(jij) flitste
(hij) flitst(hij) flitste
(wij) flitsen(wij) flitsten
(jullie) flitsen(jullie) flitsten
(gij) flitst(gij) flitstet
(zij) flitsen(zij) flitsten
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) flitse(dat ik) flitste
(dat jij) flitse(dat jij) flitste
(dat hij) flitse(dat hij) flitste
(dat wij) flitsen(dat wij) flitsten
(dat jullie) flitsen(dat jullie) flitsten
(dat gij) flitset(dat gij) flitstet
(dat zij) flitsen(dat zij) flitsten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
flitsflitst
Participles
Present participlePast participle
flitsend, flitsende(hebben) geflitst

Usage samples

Staal flitste en de omstanders zorgden dat ze snel uit de buurt kwamen.

Translations

Englishflash
Esperantoekbrili
Germanerglänzen; erstrahlen; aufleuchten
Portugueselançar brilho de súbito