Informatie over het woord opwachten (Nederlands → Esperanto: atendi)

Synoniemen: verbeiden, wachten, wachten op, afwachten

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔpʋɑxtə(n)/
Afbrekingop·wach·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) wacht op(ik) wachtte op
(jij) wacht op(jij) wachtte op
(hij) wacht op(hij) wachtte op
(wij) wachten op(wij) wachtten op
(jullie) wachten op(jullie) wachtten op
(gij) wacht op(gij) wachttet op
(zij) wachten op(zij) wachtten op
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) opwachte(dat ik) opwachtte
(dat jij) opwachte(dat jij) opwachtte
(dat hij) opwachte(dat hij) opwachtte
(dat wij) opwachten(dat wij) opwachtten
(dat jullie) opwachten(dat jullie) opwachtten
(dat gij) opwachtet(dat gij) opwachttet
(dat zij) opwachten(dat zij) opwachtten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
wacht opwacht op
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
opwachtend, opwachtende(hebben) opgewacht

Voorbeelden van gebruik

Aanbellen hoefden ze niet, want heer Ollie en Lemuriël Baboen wachtten hen al op.

Vertalingen

Afrikaanswag; inwag; wag vir
Catalaansesperar
Deensforvente; vente
Duitsgewärtigen; harren; warten; erwarten; warten auf; abwarten; rechnen mit; rechnen auf; drohen; bevorstehen
Engelswait for
Engels (Oudengels)abidan; bidan
Esperantoatendi
Faeröersbíða; vænta
Finsodottaa
Fransattendre
Hongaarsvár; várakozik
IJslandsvænta
Italiaansaspettare
Jamaicaans Creoolswiet; wiet pan
Maleisharapkan; mengharapkan; menunggu; tunggu
Nederduitstöven
Noorsvente; forvente
Papiamentsspera; warda
Poolsczekać na
Portugeesaguardar; esperar; estar à espera de
Roemeensaștepta
Russischждать; подождать
Saterfriesferwachtje; täiwe; wachtje
Schots-Gaelischfeith
Spaansaguardar; esperar
Thaisคอย
Turksbeklemek
Westerlauwers Friesbiidzje; wachtsje
Zweedsforvänta; vänta; vänta sig