Informatie over het woord conveniëren (Nederlands → Esperanto: konveni)

Synoniemen: betamen, gelegen komen, passen, schikken, uitkomen, voegen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/kɔnveniˈjerə(n)/
Afbrekingcon·ve·ni·e·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(hij) convenieert(hij) convenieerde
(zij) conveniëren(zij) convenieerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat hij) conveniëre(dat hij) convenieerde
(dat zij) conveniëren(dat zij) convenieerden
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
conveniërend, conveniërende(hebben) geconvenieerd

Voorbeelden van gebruik

Je dient een plek te vinden die ons beiden convenieert.

Vertalingen

Afrikaanspas
Catalaansconvenir
Duitsbehagen; fügen; ziemen; geziemen; angebracht sein; am Platze sein; passen; angemessen sein; passend sein; zusagen; sich gehören; sich schicken; sich gebühren
Engelssuit
Esperantokonveni
Faeröershóska; søma
Finssopia
Fransconvenir
Portugeesconvir; ser apropriado; ser conveniente
Saterfriesföigje; gelain kuume; paasje
Spaansconvenir; ser conveniente
Westerlauwers Friespasse