Informatie over het woord knippen (Nederlands → Esperanto: klaki)

Synoniemen: klakken, klappen, kletteren, klikken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈknɪpə(n)/
Afbrekingknip·pen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) knip(ik) knipte
(jij) knipt(jij) knipte
(hij) knipt(hij) knipte
(wij) knippen(wij) knipten
(jullie) knippen(jullie) knipten
(gij) knipt(gij) kniptet
(zij) knippen(zij) knipten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) knippe(dat ik) knipte
(dat jij) knippe(dat jij) knipte
(dat hij) knippe(dat hij) knipte
(dat wij) knippen(dat wij) knipten
(dat jullie) knippen(dat jullie) knipten
(dat gij) knippet(dat gij) kniptet
(dat zij) knippen(dat zij) knipten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
knipknipt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
knippend, knippende(hebben) geknipt

Voorbeelden van gebruik

De tovenaar knipte met de vingers.

Vertalingen

Catalaansfer clac; petar
Duitsklacken; schnalzen; klappern; klatschen; knallen
Engelssnap
Esperantoklaki
Faeröersskrambla; smella
Fransclaquer
IJslandsskrölta
Papiamentsklik
Saterfriesklappe; knipje
Spaanscastañetear; chasquear; restallar