Information about the word apporteren (Dutch → Esperanto: alporti)

Synonyms: aanbrengen, aandragen, bezorgen, brengen

Part of speechverb
Pronunciation/ɑpɔrˈteːrə(n)/
Hyphenationap·por·te·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) apporteer(ik) apporteerde
(jij) apporteert(jij) apporteerde
(hij) apporteert(hij) apporteerde
(wij) apporteren(wij) apporteerden
(jullie) apporteren(jullie) apporteerden
(gij) apporteert(gij) apporteerdet
(zij) apporteren(zij) apporteerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) apportere(dat ik) apporteerde
(dat jij) apportere(dat jij) apporteerde
(dat hij) apportere(dat hij) apporteerde
(dat wij) apporteren(dat wij) apporteerden
(dat jullie) apporteren(dat jullie) apporteerden
(dat gij) apporteret(dat gij) apporteerdet
(dat zij) apporteren(dat zij) apporteerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
apporteerapporteert
Participles
Present participlePast participle
apporterend, apporterende(hebben) geapporteerd

Usage samples

Neem me niet kwalijk, maar ik wil mijn hondje leren apporteren!

Translations

Afrikaansbring
Catalanaportar; portar; portar a
Czechdonésti
Danishbringe
Englishfetch and carry; retrieve
English (Old English)brengan; bringan
Esperantoalporti
Frenchamener; apporter
Germanbringen; anbringen; eintragen; heranbringen; überbringen
Greek (Old Greek)ἄγω
Hungarianodavisz
Icelandicflytja; færa
Italianportare
Latinadducere; ferre
Luxemburgishbréngen
Malayambil … mengambil
Norwegianbringe
Papiamentohiba; trese
Polishprzynieść
Portuguesetrazer
Romanianaduce
Saterland Frisiananbrange; brange; hääranbrange; iendreege; uurbrange
Scottish Gaelicthoir
Spanishaportar; traer
Sranantyari
Swahili‐leta
Thaiเอา; เอา…มา
Turkishgetirmek
West Frisianoanbringe; oandrage; tatôgje; bringe