Informatie over het woord ómwoelen (Nederlands → Esperanto: renversfosi)

Synoniem: omwroeten

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔmʋulə(n)/
Afbrekingom·woe·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) woel om(ik) woelde om
(jij) woelt om(jij) woelde om
(hij) woelt om(hij) woelde om
(wij) woelen om(wij) woelden om
(jullie) woelen om(jullie) woelden om
(gij) woelt om(gij) woeldet om
(zij) woelen om(zij) woelden om
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) omwoele(dat ik) omwoelde
(dat jij) omwoele(dat jij) omwoelde
(dat hij) omwoele(dat hij) omwoelde
(dat wij) omwoelen(dat wij) omwoelden
(dat jullie) omwoelen(dat jullie) omwoelden
(dat gij) omwoelet(dat gij) omwoeldet
(dat zij) omwoelen(dat zij) omwoelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
woel omwoelt om
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
omwoelend, omwoelende(hebben) omgewoeld

Voorbeelden van gebruik

Overal zie je plekken waar ze de grond omgewoeld hebben op zoek naar voedsel.
De sneeuw was omgewoeld en talloze voetafdrukken leidden van de weg naar het pad naar de Splijtberg.