Informatie over het woord knersen (Nederlands → Esperanto: grinci)

Synoniemen: knarsen, piepen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈknɛrsə(n)/
Afbrekingkner·sen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) kners(ik) knerste
(jij) knerst(jij) knerste
(hij) knerst(hij) knerste
(wij) knersen(wij) knersten
(jullie) knersen(jullie) knersten
(gij) knerst(gij) knerstet
(zij) knersen(zij) knersten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) knerse(dat ik) knerste
(dat jij) knerse(dat jij) knerste
(dat hij) knerse(dat hij) knerste
(dat wij) knersen(dat wij) knersten
(dat jullie) knersen(dat jullie) knersten
(dat gij) knerset(dat gij) knerstet
(dat zij) knersen(dat zij) knersten
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
knersend, knersende(hebben) geknerst

Vertalingen

Catalaanscarrisquejar; grinyolar; xerricar
Duitsfletschen; knirschen; kreischen; quietschen
Engelsgrind
Esperantogrinci
Faeröersbraka; grísla; hvína; knarra; ríkja; skrenja
Portugeesranger
Saterfrieskiesje; knasterje
Spaansrechinar
Tsjechischskřípat; vrzat