Synoniemen: opgraven, rooien
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈœʏ̯txravə(n)/ |
---|
Afbreking | uit·gra·ven |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) graaf uit | (ik) groef uit |
(jij) graaft uit | (jij) groef uit |
(hij) graaft uit | (hij) groef uit |
(wij) graven uit | (wij) groeven uit |
(jullie) graven uit | (jullie) groeven uit |
(gij) graaft uit | (gij) groeft uit |
(zij) graven uit | (zij) groeven uit |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) uitgrave | (dat ik) uitgroeve |
(dat jij) uitgrave | (dat jij) uitgroeve |
(dat hij) uitgrave | (dat hij) uitgroeve |
(dat wij) uitgraven | (dat wij) uitgroeven |
(dat jullie) uitgraven | (dat jullie) uitgroeven |
(dat gij) uitgravet | (dat gij) uitgroevet |
(dat zij) uitgraven | (dat zij) uitgroeven |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
graaf uit | graaft uit |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
uitgravend, uitgravende | (hebben) uitgegraven |