Informatie over het woord opzetten (Nederlands → Esperanto: instigi)

Synoniemen: aansporen, aanvuren, aanwakkeren, opwekken, zwepen, opzwepen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔpsɛtə(n)/
Afbrekingop·zet·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) zet op(ik) zette op
(jij) zet op(jij) zette op
(hij) zet op(hij) zette op
(wij) zetten op(wij) zetten op
(jullie) zetten op(jullie) zetten op
(gij) zet op(gij) zettet op
(zij) zetten op(zij) zetten op
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) opzette(dat ik) opzette
(dat jij) opzette(dat jij) opzette
(dat hij) opzette(dat hij) opzette
(dat wij) opzetten(dat wij) opzetten
(dat jullie) opzetten(dat jullie) opzetten
(dat gij) opzettet(dat gij) opzettet
(dat zij) opzetten(dat zij) opzetten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
zet opzet op
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
opzettend, opzettende(hebben) opgezet

Voorbeelden van gebruik

Een martelaar zal ik van hem maken als hij bezig is mijn bedienden tegen mij op te zetten.

Vertalingen

Catalaansinstigar
Duitsanspornen; antreiben; aufhetzen; herausfordern; ankurbeln; anreizen; anstacheln; ermuntern; anstiften; anzetteln
Engelsencourage; impel; instigate; spur on; urge; prod; prompt; abet; stir; whip up
Esperantoinstigi
Faeröerseggja til; elva
Finsyllyttää
Fransinciter; pousser à
Portugeesimpelir; incitar; instigar
Roemeensațâța; instiga; provoca
Saterfriesandrieuwe; aphisje; apiewerje; hääruutfoarderje
Spaansinstigar
Thaisชวน; ชักชวน
Westerlauwers Friesoanfiterje; oanfjurje; oanhysje; oantrune; oantrúnje; oanwakkerje