Sinonimoj: aanbieden, voorschotelen, bieden, doen, indienen, optreden, presenteren, spelen, vertonen, voorstellen, voorzetten, brengen, offreren
Vortspeco | verbo |
---|
Prononco | /ˈɪmbrɛŋə(n)/ |
---|
Divido | in·bren·gen |
---|
Konjugacio
Indikativo |
---|
Prezenco | Preterito |
---|
(ik) breng in | (ik) bracht in |
(jij) brengt in | (jij) bracht in |
(hij) brengt in | (hij) bracht in |
(wij) brengen in | (wij) brachten in |
(jullie) brengen in | (jullie) brachten in |
(gij) brengt in | (gij) brachtet in |
(zij) brengen in | (zij) brachten in |
Subjunktivo |
---|
Prezenco | Preterito |
---|
(dat ik) inbrenge | (dat ik) inbrachte |
(dat jij) inbrenge | (dat jij) inbrachte |
(dat hij) inbrenge | (dat hij) inbrachte |
(dat wij) inbrengen | (dat wij) inbrachten |
(dat jullie) inbrengen | (dat jullie) inbrachten |
(dat gij) inbrenget | (dat gij) inbrachtet |
(dat zij) inbrengen | (dat zij) inbrachten |
Imperativo |
---|
Singularo/Pluralo | Pluralo |
---|
breng in | brengt in |
Participoj |
---|
Prezenca participo | Preterita participo |
---|
inbrengend, inbrengende | (hebben) ingebracht |
Het gaat om de schorsing van een lid, tegen wie ernstige beschuldigen zijn ingebracht.
Er was evenveel voor als tegen deze beide plannen in te brengen.