Information about the word openslaan (Dutch → Esperanto: malfermi)

Synonyms: opendoen, openen, openmaken, openstellen, aanbreken

Part of speechverb
Pronunciation/ˈopə(n)slan/
Hyphenationopen·slaan

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) sla open(ik) sloeg open
(jij) slaat open(jij) sloeg open
(hij) slaat open(hij) sloeg open
(wij) slaan open(wij) sloegen open
(jullie) slaan open(jullie) sloegen open
(gij) slaat open(gij) sloegt open
(zij) slaan open(zij) sloegen open
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) opensla(dat ik) opensloege
(dat jij) opensla(dat jij) opensloege
(dat hij) opensla(dat hij) opensloege
(dat wij) openslaan(dat wij) opensloegen
(dat jullie) openslaan(dat jullie) opensloegen
(dat gij) openslaat(dat gij) opensloeget
(dat zij) openslaan(dat zij) opensloegen
Imperative mood
Singular/PluralPlural
sla openslaat open
Participles
Present participlePast participle
openslaand, openslaande(hebben) opengeslagen

Usage samples

„Wat wordt er verkocht?” vroeg Bond, terwijl hij zijn catalogus opensloeg.
Met elke stap die hij zette, besefte hij echter dat hij Het Boek van de Doden zou moeten openslaan.

Translations

Afrikaansoopmaak
Albanianhap
Catalanobrir
Czechotevírat; otevřít; otvírat; rozevřít
Danishåbne
Englishopen
English (Old English)geopenian; ontynan
Esperantomalfermi; aperti; ovri
Faeroeselata upp
Frenchouvrir
Germanaufmachen; öffnen; aufdrehen
Icelandicopna
Italianaprire
Jamaican Patoisuopm
Papiamentohabri
Polishotwierać
Portugueseabrir
Romaniandeschide
Russianоткрывать; открыть
Saterland Frisianeepenje; eepen moakje
Scottish Gaelicfosgail
Spanishabrir
Swedishstänga
Thaiเปิด
Turkishaçmak
Welshagor
West Frisianslute