Information about the word bestaren (Dutch → Esperanto: rigardi fikse)

Synonyms: aanstaren, staren, staren naar

Part of speechverb
Pronunciation/bəˈstaːrə(n)/
Hyphenationbe·sta·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) bestaar(ik) bestaarde
(jij) bestaart(jij) bestaarde
(hij) bestaart(hij) bestaarde
(wij) bestaren(wij) bestaarden
(jullie) bestaren(jullie) bestaarden
(gij) bestaart(gij) bestaardet
(zij) bestaren(zij) bestaarden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) bestare(dat ik) bestaarde
(dat jij) bestare(dat jij) bestaarde
(dat hij) bestare(dat hij) bestaarde
(dat wij) bestaren(dat wij) bestaarden
(dat jullie) bestaren(dat jullie) bestaarden
(dat gij) bestaret(dat gij) bestaardet
(dat zij) bestaren(dat zij) bestaarden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
bestaarbestaart
Participles
Present participlePast participle
bestarend, bestarende(hebben) bestaard

Usage samples

Hij wees naar een donkere figuur die wat verderop op een steen zat en hen wantrouwig bestaarde.
Onthutst bestaarden ze enige tijd deze onverwachte vondst.

Translations

Englishgaze; peer; stare; gaze at; stare at
Esperantorigardi fikse; fiksrigardi
Germanstarren; anstarren; starr ansehen
Italianfissare
Saterland Frisiangluupje; gluupoogje; stierje; stöäre
Swedishstirra
Thaiจ้อง; จ้องดู