Informatie over het woord aanjagen (Nederlands → Esperanto: antaŭenpeli)

Synoniemen: opdrijven, voortdrijven

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈaɲjaɣə(n)/
Afbrekingaan·ja·gen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) jaag aan(ik) jaagde aan, joeg aan
(jij) jaagt aan(jij) jaagde aan, joeg aan
(hij) jaagt aan(hij) jaagde aan, joeg aan
(wij) jagen aan(wij) jaagden aan, joegen aan
(jullie) jagen aan(jullie) jaagden aan, joegen aan
(gij) jaagt aan(gij) jaagdet aan, joegt aan
(zij) jagen aan(zij) jaagden aan, joegen aan
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) aanjage(dat ik) aanjaagde, aanjoege
(dat jij) aanjage(dat jij) aanjaagde, aanjoege
(dat hij) aanjage(dat hij) aanjaagde, aanjoege
(dat wij) aanjagen(dat wij) aanjaagden, aanjoegen
(dat jullie) aanjagen(dat jullie) aanjaagden, aanjoegen
(dat gij) aanjaget(dat gij) aanjaagdet, aanjoeget
(dat zij) aanjagen(dat zij) aanjaagden, aanjoegen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
jaag aanjaagt aan
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
aanjagend, aanjagende(hebben) aangejaagd

Voorbeelden van gebruik

De Chinese centrale bank, die de maatregel zaterdag aankondigde, hoopt zo de stilvallende economie weer aan te jagen.

Vertalingen

Esperantoantaŭenpeli