Informatie over het woord flikken (Nederlands → Esperanto: kaŭzi)

Synoniemen: aanrichten, berokkenen, stichten, teweegbrengen, veroorzaken, ten gevolge hebben, zorgen voor, bezorgen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈflɪkə(n)/
Afbrekingflik·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) flik(ik) flikte
(jij) flikt(jij) flikte
(hij) flikt(hij) flikte
(wij) flikken(wij) flikten
(jullie) flikken(jullie) flikten
(gij) flikt(gij) fliktet
(zij) flikken(zij) flikten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) flikke(dat ik) flikte
(dat jij) flikke(dat jij) flikte
(dat hij) flikke(dat hij) flikte
(dat wij) flikken(dat wij) flikten
(dat jullie) flikken(dat jullie) flikten
(dat gij) flikket(dat gij) fliktet
(dat zij) flikken(dat zij) flikten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
flikflikt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
flikkend, flikkende(hebben) geflikt

Voorbeelden van gebruik

Wie denk je dat ons dat geflikt heeft?
Maar langzamerhand leerde ze haar bazen kennen, en de dingen die ze hun cliënten flikten konden steeds minder op haar sympathie rekenen.

Vertalingen

Afrikaansberokken; veroorsaak
Catalaanscausar
Duitsantun; bewirken; veranlassen; verursachen; zufügen; bereiten; zur Folge haben; mit sich bringen
Engelscause; give rise to; provoke; result in; inflict; wreak; bring
Engels (Oudengels)gedon
Esperantokaŭzi
Faeröersgera; orsaka
Franscauser; déterminer; entraîner des conséquences; procurer; provoquer
IJslandsorsaka
Italiaanscausare
Maleismembangkitkan
Nederduitsstichten; veroarsaken
Papiamentskousa
Poolspowodować; sprawiać
Portugeescausar; produzir; ser causa de
Russischвозбуждать
Saterfriesandwo; bewierkje; feranlasje; feruurseekje; touföigje
Spaanscausar; dar lugar a; instigar; maquinar; ocasionar; producir
Swahili‐tia
Thaisให้
Westerlauwers Friesferoarsaakje; oandeare; soargje foar
Zweedsföranleda; förorsaka; orsaka