Sinonimoj: aanwerven, huren, in dienst nemen, tewerkstellen
Vortspeco | verbo |
---|
Prononco | /ˈanemə(n)/ |
---|
Divido | aan·ne·men |
---|
Konjugacio
Indikativo |
---|
Prezenco | Preterito |
---|
(ik) neem aan | (ik) nam aan |
(jij) neemt aan | (jij) nam aan |
(hij) neemt aan | (hij) nam aan |
(wij) nemen aan | (wij) namen aan |
(jullie) nemen aan | (jullie) namen aan |
(gij) neemt aan | (gij) naamt aan |
(zij) nemen aan | (zij) namen aan |
Subjunktivo |
---|
Prezenco | Preterito |
---|
(dat ik) aanneme | (dat ik) aanname |
(dat jij) aanneme | (dat jij) aanname |
(dat hij) aanneme | (dat hij) aanname |
(dat wij) aannemen | (dat wij) aannamen |
(dat jullie) aannemen | (dat jullie) aannamen |
(dat gij) aannemet | (dat gij) aannamet |
(dat zij) aannemen | (dat zij) aannamen |
Imperativo |
---|
Singularo/Pluralo | Pluralo |
---|
neem aan | neemt aan |
Participoj |
---|
Prezenca participo | Preterita participo |
---|
aannemend, aannemende | (hebben) aangenomen |
Neem jij al die vaklieden aan?
Ik hoor dat je zo’n goede werkkracht hebt aangenomen.
Ik neem je weer aan!
Trump besloot om Flynn aan te nemen als zijn veiligheidsadviseur, maar Flynn moest in februari, na 24 dagen in dienst te zijn geweest, ontslag nemen toen bleek dat hij vicepresident Pence onjuist had geïnformeerd over zijn eerdere contacten met Russische functionarissen na de presidentsverkiezingen.