Synoniemen: deemstering, halfdonker, halfduister, schemer, schemerdonker, schemering, tweeduister, avondschemering, avondschemer
Woordsoort | zelfstandig naamwoord |
---|
Uitspraak | /ˈsxemərdœʏ̯stər/ |
---|
Afbreking | sche·mer·duis·ter |
---|
Geslacht | onzijdig |
---|
Uit het schemerduister langs de hoge muren loerden de obscene goden en duivels naar omlaag, alsof ze begiftigd waren met weerzinwekkend leven.
Het huis doemde vreemd en dreigend op uit het schemerduister.
In het voorportaal wachtte hij tot zijn ogen aan het schemerduister gewend waren en toen trad hij de centrale zaal binnen.