Informatie over het woord betoveren (Nederlands → Esperanto: sorĉi)

Synoniemen: beheksen, heksen, toveren, tsjoenen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəˈtovərə(n)/
Afbrekingbe·to·ve·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) betover(ik) betoverde
(jij) betovert(jij) betoverde
(hij) betovert(hij) betoverde
(wij) betoveren(wij) betoverden
(jullie) betoveren(jullie) betoverden
(gij) betovert(gij) betoverdet
(zij) betoveren(zij) betoverden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) betovere(dat ik) betoverde
(dat jij) betovere(dat jij) betoverde
(dat hij) betovere(dat hij) betoverde
(dat wij) betoveren(dat wij) betoverden
(dat jullie) betoveren(dat jullie) betoverden
(dat gij) betoveret(dat gij) betoverdet
(dat zij) betoveren(dat zij) betoverden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
betoverbetovert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
betoverend, betoverende(hebben) betovered

Voorbeelden van gebruik

Daarvan mag je niet drinken en er ook niet in baden, want ik heb gehoord dat hij betoverd is en een grote slaperigheid en vergeetachtigheid veroorzaakt.
Niemand zei iets tegen ’m, alsof hij de mensen had betoverd.

Vertalingen

Catalaansencantar; encisar; fetillar
Duitshexen; Zauberei treiben; zaubern
Engelsbewitch; charm; enchant
Esperantosorĉi
Faeröersganda
Finstaikoa
Fransensorceler
Papiamentstover
Portugeesenfeitiçar
Saterfriesoogenferköäkelje
Spaansembrujar; hechizar
Srananobya
Westerlauwers Friestoverje
Zweedstrolla