Informatie over het woord bevolken (Nederlands → Esperanto: loĝi en)

Synoniem: bewonen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəˈvɔlkə(n)/
Afbrekingbe·vol·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) bevolk(ik) bevolkte
(jij) bevolkt(jij) bevolkte
(hij) bevolkt(hij) bevolkte
(wij) bevolken(wij) bevolkten
(jullie) bevolken(jullie) bevolkten
(gij) bevolkt(gij) bevolktet
(zij) bevolken(zij) bevolkten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) bevolke(dat ik) bevolkte
(dat jij) bevolke(dat jij) bevolkte
(dat hij) bevolke(dat hij) bevolkte
(dat wij) bevolken(dat wij) bevolkten
(dat jullie) bevolken(dat jullie) bevolkten
(dat gij) bevolket(dat gij) bevolktet
(dat zij) bevolken(dat zij) bevolkten
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
bevolkend, bevolkende(hebben) bevolkt

Voorbeelden van gebruik

Dat ik inderdaad op Mars was, betwijfelde ik nu niet meer, want voor mij zag ik leden van de wilde horden die de dode zeebodem en verlaten steden van die stervende planeet bevolken.

Vertalingen

Duitsbewohnen
Engelsinhabit
Esperantoloĝi en
Franshabiter; occuper
Italiaansabitare
Spaanshabitar
Tsjechischobývat
Zweedsbebo