Informatie over het woord dubben (Nederlands → Esperanto: dubi)

Synoniemen: in dubio staan, twijfelen, zijn twijfels hebben

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈdɵbə(n)/
Afbrekingdub·ben

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) dub(ik) dubde
(jij) dubt(jij) dubde
(hij) dubt(hij) dubde
(wij) dubben(wij) dubden
(jullie) dubben(jullie) dubden
(gij) dubt(gij) dubdet
(zij) dubben(zij) dubden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) dubbe(dat ik) dubde
(dat jij) dubbe(dat jij) dubde
(dat hij) dubbe(dat hij) dubde
(dat wij) dubben(dat wij) dubden
(dat jullie) dubben(dat jullie) dubden
(dat gij) dubbet(dat gij) dubdet
(dat zij) dubben(dat zij) dubden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
dubdubt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
dubbend, dubbende(hebben) gedubd

Voorbeelden van gebruik

Een ogenblik stond hij zo te dubben.

Vertalingen

Catalaansdubtar
Deenstvivle
Duitszweifeln
Engelsdoubt; question
Esperantodubi
Faeröersivast
Finsepäillä
Fransdouter
Hongaarskételkedik; kétkedik
IJslandsefa
Italiaansdubitare
Latijnaddubitare; dubitare
Papiamentsduda
Poolswątpić
Portugeesduvidar; estar em dúvida; ter dúvida
Roemeensse îndoi
Russischсомневаться; усомниться
Saterfriesbetwieuwelje; twieuwelje
Spaansdudar
Tsjechischpochybovat
Westerlauwers Friesbetwivelje; twivelje
Zweedstvivla