Informatie over het woord ritselen (Nederlands → Esperanto: aranĝi)

Synoniemen: aanrichten, arrangeren, bedisselen, opstellen, regelen, zorgen voor, in orde maken, ordonneren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈrɪtsələ(n)/
Afbrekingrit·se·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) ritsel(ik) ritselde
(jij) ritselt(jij) ritselde
(hij) ritselt(hij) ritselde
(wij) ritselen(wij) ritselden
(jullie) ritselen(jullie) ritselden
(gij) ritselt(gij) ritseldet
(zij) ritselen(zij) ritselden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) ritsele(dat ik) ritselde
(dat jij) ritsele(dat jij) ritselde
(dat hij) ritsele(dat hij) ritselde
(dat wij) ritselen(dat wij) ritselden
(dat jullie) ritselen(dat jullie) ritselden
(dat gij) ritselet(dat gij) ritseldet
(dat zij) ritselen(dat zij) ritselden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
ritselritselt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
ritselend, ritselende(hebben) geritseld

Voorbeelden van gebruik

Hij zei dat hij me niets kon garanderen maar dat de post vacant was en dat hij wel dacht dat hij het voor me kon ritselen.

Vertalingen

Afrikaanssorg vir; reël
Catalaansarranjar; arreglar
Deensindrette; ordne; arrangere
Duitsarrangieren; einrichten; ordnen; anordnen; veranstalten; in Ordnung bringen; zurechtmachen; herrichten; organisieren; vorbereiten; machen; bearbeiten; ausrichten; abwickeln; erledigen; übereinkommen
Engelsarrange; fix up; array; care for
Esperantoaranĝi
Faeröersskipa fyri
Finsjärjestää
Fransaccommoder; arranger; disposer; goupiller
IJslandsinnrétta
Italiaanspredisporre; sistemare
Maleisatur … mengatur
Noorsinnrede
Poolsorganizować; urządzać
Portugeesarranjar; arrumar; dispor; ordenar; preparar
Saterfriesanoardenje; arrangierje; feranstaltje; iengjuchte; oardenje
Spaansarreglar
Thaisจัด
Turksdüzenlemek; tertip etmek
Zweedsarrangera; inreda