Information about the word jatten (Dutch → Esperanto: ŝteli)

Synonyms: gappen, ontvreemden, stelen, zich vergrijpen aan

Part of speechverb
Pronunciation/ˈjɑtə(n)/
Hyphenationjat·ten

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) jat(ik) jatte
(jij) jat(jij) jatte
(hij) jat(hij) jatte
(wij) jatten(wij) jatten
(jullie) jatten(jullie) jatten
(gij) jat(gij) jattet
(zij) jatten(zij) jatten
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) jatte(dat ik) jatte
(dat jij) jatte(dat jij) jatte
(dat hij) jatte(dat hij) jatte
(dat wij) jatten(dat wij) jatten
(dat jullie) jatten(dat jullie) jatten
(dat gij) jattet(dat gij) jattet
(dat zij) jatten(dat zij) jatten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
jatjat
Participles
Present participlePast participle
jattend, jattende(hebben) gejat

Usage samples

Dus ik gun ze nu het loon dat ze verdienen: alle drank die ze van mij hebben gejat.
Als er een vliegtuig was gejat, hadden wij dat toch gehoord.

Translations

Afrikaanssteel
Catalancisar; furtar; pispar
Danishstjæle
Englishnick
English (Old English)stelan
Esperantoŝteli
Faeroesestjala
Finnishvarastaa
Frenchdépouiller; dérober; voler
Germanstehlen
Hungarianlop
Icelandicstela
Italianrubare
Latinabigere; clepere; clepsere
Malaycuri; mencuri
Norwegianstjele
Papiamentohòrta; roba
Polishkraść
Portuguesefurtar; gatunar; larapiar; roubar
Romanianfura
Russianворовать
Saterland Frisiann stilkenen Griep dwo; steele
Scottish Gaelicgoid
Spanishhurtar; sustraer
Srananfufuru
Thaiขโมย
Turkisharaklamak; aşırmak
Welshlladrata