Information about the word aantreden (Dutch → Esperanto: viciĝi)

Synonyms: in de rij gaan staan, zich in een rij scharen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈantredə(n)/
Hyphenationaan·tre·den

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) treed aan(ik) trad aan
(jij) treedt aan(jij) trad aan
(hij) treedt aan(hij) trad aan
(wij) treden aan(wij) traden aan
(jullie) treden aan(jullie) traden aan
(gij) treedt aan(gij) tradt aan
(zij) treden aan(zij) traden aan
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) aantrede(dat ik) aantrade
(dat jij) aantrede(dat jij) aantrade
(dat hij) aantrede(dat hij) aantrade
(dat wij) aantreden(dat wij) aantraden
(dat jullie) aantreden(dat jullie) aantraden
(dat gij) aantredet(dat gij) aantradet
(dat zij) aantreden(dat zij) aantraden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
treed aantreedt aan
Participles
Present participlePast participle
aantredend, aantredende(zijn) aangetreden

Usage samples

Ten tweede dient u aan te treden aan dek, ten einde mijn toespraak aan te horen.

Translations

Englishalign; line
Esperantoviciĝi; enviciĝi
Portuguese<pôr‐se no seu lugar na fila>