Information about the word maaltijden (Dutch → Esperanto: manĝi)

Synonyms: bikken, eten, nuttigen, vreten

Part of speechverb
Pronunciation/ˈmaltɛi̯də(n)/
Hyphenationmaal·tij·den

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) maaltijd(ik) maaltijdde
(jij) maaltijdt(jij) maaltijdde
(hij) maaltijdt(hij) maaltijdde
(wij) maaltijden(wij) maaltijdden
(jullie) maaltijden(jullie) maaltijdden
(gij) maaltijdt(gij) maaltijddet
(zij) maaltijden(zij) maaltijdden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) maaltijde(dat ik) maaltijdde
(dat jij) maaltijde(dat jij) maaltijdde
(dat hij) maaltijde(dat hij) maaltijdde
(dat wij) maaltijden(dat wij) maaltijdden
(dat jullie) maaltijden(dat jullie) maaltijdden
(dat gij) maaltijdet(dat gij) maaltijddet
(dat zij) maaltijden(dat zij) maaltijdden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
maaltijdmaaltijdt
Participles
Present participlePast participle
maaltijdend, maaltijdende(hebben) gemaaltijd

Usage samples

Om deze tijd maaltijd ik meestal.

Translations

Afrikaanseet
Albanianha
Catalanmenjar
Czechjíst
Danishæde; spise
Englisheat; feed; have a meal
English (Old English)etan
Esperantomanĝi
Faeroeseeta
Finnishsyödä
Frenchdéjeuner; manger
Germanessen; fressen; genießen; speisen
Hawaiianhoʻopiha; ʻai; ʻai iho
Hungarianeszik
Icelandicéta
Italianmangiare
Jamaican Patoisiit; nyam
Kabylianecc
Latinedere
Low Germaneaten
Luxemburgishiessen
Malaymakan; memakan
Norwegianete; spise
Papiamentokome
Polishjeść
Portuguesecomer
Romanianmânca
Russianесть; обедать; пообедать; съесть; кушать
Saterland Frisianfreete; genäite; iete; spiesje
Scotseat
Scottish Gaelicith
Spanishcomer
Sranannyan
Swahili‐la
Swedishspisa; äta
Thaiกินอาหาร; รับประทาน; กิน; กินข้าว; ทาน; ทานข้าว
Turkishyemek
Welshbwyta
West Frisianite; frette
Yiddishעסן; אַכלען