Information about the word optreden (Dutch → Esperanto: okazi)

Synonyms: aan de hand zijn, gebeuren, geschieden, gevallen, omgaan, passeren, plaatsgrijpen, plaatshebben, plaatsvinden, voorvallen, zich afspelen, zich voordoen, zich voltrekken, zich toedragen, vóórkomen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈɔptredə(n)/
Hyphenationop·tre·den

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(hij) treedt op(hij) trad op
(zij) treden op(zij) traden op
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat hij) optrede(dat hij) optrade
(dat zij) optreden(dat zij) optraden
Participles
Present participlePast participle
optredend, optredende(zijn) opgetreden

Usage samples

Hoe een kaart ook wordt ontworpen, altijd treedt er vervorming op.
Hoe groot is de lekstroom als tussen de plaatjes een potentiaalverschil van 30 kV optreedt?
Verder hoeft de pijn ook niet altijd aan dezelfde kant op te treden.

Translations

Afrikaansgebeur; val; plaasvind; vóórkom; afspeel; optree
Catalanocórrer; tenir lloc
Danishforekomme; ske
Englishoccur; come on
English (Old English)becuman; weorþan
Esperantookazi
Faeroesehenda seg; verða hildin
Finnishtapahtua
Frencharriver; avoir lieu; intervenir
Germangeschehen; passieren; sich ereignen; stattfinden; vorkommen; auftreten; erfolgen; fallen; spielen
Hungariantörténik
Italianaccadere; arrivare; succedere
Jamaican Patoisapm
Latinaccidere
Low Germanvöärkummen; geböären
Malayterjadi
Papiamentoakontesé; sosodé; pasa
Polishwydarzyć się; zdarzyć się
Portugueseacontecer; suceder; ter lugar
Romanianse întâmpla
Russianбытовать
Saterland Frisiangeböäre; passierje
Spanishacontecer; ocurrir; realizarse; tener lugar
Srananpasa; psa
Swedishhända; inträffa; passera
Thaiเกิด; เกิดขึ้น
Welshdigwydd
West Frisianfoarfalle; plakfine; barre; gebeure