Synoniemen: achtervolgen, najagen, nazetten, achternazitten, achternazetten, aanzitten achter
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈnazɪtə(n)/ |
---|
Afbreking | na·zit·ten |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) zit na | (ik) zat na |
(jij) zit na | (jij) zat na |
(hij) zit na | (hij) zat na |
(wij) zitten na | (wij) zaten na |
(jullie) zitten na | (jullie) zaten na |
(gij) zit na | (gij) zat na |
(zij) zitten na | (zij) zaten na |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) nazitte | (dat ik) nazate |
(dat jij) nazitte | (dat jij) nazate |
(dat hij) nazitte | (dat hij) nazate |
(dat wij) nazitten | (dat wij) nazaten |
(dat jullie) nazitten | (dat jullie) nazaten |
(dat gij) nazittet | (dat gij) nazatet |
(dat zij) nazitten | (dat zij) nazaten |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
zit na | zit na |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
nazittend, nazittende | (hebben) nagezeten |